Integratieheffing

Deze regeling is afgeschaft

Let op! Deze  regeling is gestopt per 1 januari 2014, de btw op de voortbrengingskosten is vanaf dan niet meer aftrekbaar.

Voor sommige diensten en producten geldt een vrijstelling van de btw. Over deze goederen en diensten wordt dan geen omzetbelasting geheven. Sociaal-culturele diensten en producten zoals opbouwwerk en jeugd- en jongerenwerk vallen hier ook onder. Het nadeel van deze vrijstelling is dat je als ondernemer die vrijgestelde prestaties verricht geen recht hebt op de aftrek van de voorbelasting.

Maar hoe zit het als je goederen en diensten aanschaft voor zowel btw belaste als btw-vrijgestelde prestaties?

In dit geval wordt de hoogte van de aftrek van de inkoop-btw bepaald met de pro-rataheffing. Dit is de verhouding tussen de btw-belaste omzet ten opzichte van de totale omzet. VB : € 5000 (btw belaste omzet) / € 75.000 (totale omzet) = 0.0666 In het bovenstaande voorbeeld is het pro ratadeel 0.0666 = 6.66% 7 % van de totale omzet is dus btw belast.

NB: het verkregen pro-ratadeel dient altijd te worden afgerond op het naastgelegen hogere gehele getal. Tot zover geen vuiltje aan de lucht, maar in de praktijk blijkt er soms onduidelijkheid te bestaan over de vraag welke inkomsten aangemerkt dienen te worden als btw-belaste omzet.

In beginsel geldt dat alle prestaties btw-belaste omzet vormen, tenzij de wettelijke vrijstellingen van toepassing is. De volgende prestaties en handelingen zijn allemaal btw belast en moeten dus ook worden opgenomen in de berekening van het pro-ratadeel:

  • Goederen en diensten met een 0% btw-tarief;
  • Vergoedingen voor prestaties die in het buitenland plaatsvinden, maar die in het binnenland belast zouden zijn;
  • Goederen aan de onderneming onttrekken voor privédoeleinden;
  • Integratieheffing bij vrijgestelde prestaties: Dit is een heffing die in verband met concurentieverstoring een handeling gelijksteld met een btw-belastbare handeling.

Ter illustratie het volgende voorbeeld. De btw is afgerond. Een ziekenhuis verricht vrijgestelde prestaties.

Voorbeeld 1 zonder de integratieheffing:

In eigen beheer bouwt het ziekenhuis medicijnkasten. Kant-en-klare kasten: € 800 + € 150 aan btw = € 950 Zelf bouwen: materiaalkosten € 500 (inc € 100 BTW) + € 350 personeelskosten. = € 850

Voorbeeld 2 met de integratieheffing:

Kant-en-klare kasten: € 800 + € 150 aan btw = € 950 Zelf bouwen: materiaalkosten € 500 (inc € 100 BTW) + € 350 personeelskosten. = € 850I de BTW in de materiaalkosten nu wel aftrekbaar (€ 100) Het ziekenhuis neemt deze kasten vervolgens in gebruik; dit is het integratiemoment en dan moet over de voortbrengingskosten van deze kasten BTW worden afgedragen (19%). Voortbrengingskosten = € 400 materiaalkosten + € 350 personeelskosten = € 750 De BTW over die voortbrengingskosten = € 750 * 0.19 = € 140 In totaal betaald het ziekenhuis dus € 750 + € 140 = € 890.

Conclusie 

Zonder integratieheffing is het voordeel € 100 en met de integratieheffing slinkt het voordeel tot € 60. In eigen beheer nieuwe goederen maken voor vrijgestelde prestaties is niet automatisch veel voordeliger dan te kopen van een derde en dat wilde de wetgever juist bereiken.